Partijspel 5:5 flank (1) *610

Doel

verbeteren van het vleugelspel (rechts) plus het spel voor het doel. Uitgangspunt hierbij zijn de individuele kwaliteiten van de vleugelaanvallers binnen de 1:4:3:3-speelwijze

Organisatie

  • de rechterzijde van het veld, van achterlijn tot en met 12 meter over de middenlijn
  • voldoende ballen bij startpunt (voorbij kop cirkel)

Inhoud

  • 5:3+keeper over de rechterflank
  • de oefening start steeds bij de centrale verdediger van het vijftal
  • het vijftal probeert via een aanval over de rechterkant te scoren op het doel met keeper
  • de verdedigende ploeg probeert een doelpunt te voorkomen, de bal af te pakken en te scoren door te dribbelen over de achterlijn van de oefening, of door een pass in een doeltje
  • aanreiken van de diverse manieren waarop de rechter vleugelaanvaller ruimte voor zichzelf kan maken:
  • diepte van de middenvelder (8), vleugelaanvaller (7) zakt uit en maakt daarna de actie één tegen één
  • vleugelaanvaller (7) gaat eerst diep en komt terug, terwijl (8) in de bal komt; (7) krijgt de bal in de voeten en gaat de eentweecombinatie aan met centrale spits (9)
  • centrale verdediger (3) en rechter vleugelverdediger (2) spelen samen; (8) maakt ruimte, (7) komt naar binnen en (2) speelt de bal ‘achterlangs’ langs de zijlijn op de op snelheid zijnde (7)

Coaching

  • Pass (voorwaarde)
    • ‘Kijk goed naar je medespelers.Wat doen zij en hoe moet jouw pass dus zijn. Coach je pass na, help je medespelers. Gebruik de kwaliteiten van je medespeler!’
  • Aanbieden (vleugelaanvaller)
    • ‘Bied je steeds op een andere manier aan, of op de manier die iedere keer succes oplevert. De ene keer blijf je weg en kom je in de bal, de andere keer kom je in de bal en vraag je de bal diep.’
  • Ruimte creëren (vleugelaanvaller)
    • ‘Belangrijk is dat je ruimte voor jezelf creëert. Dat kan op allerlei manieren. In de bal, van de bal weg, naar binnen en naar buiten.’
  • Nauwkeurig (vleugelaanvaller)
    • ‘Je moet heel nauwkeurig zijn bij de kaats. De bal moet op maat zijn, zodat je een perfecte pass in de diepte kunt krijgen van je medespeler.’
  • Tempowisseling (vleugelaanvaller)
    • ‘Gebruik tempowisselingen. Versnellen en inhouden, versnellen en inhouden.’
  • Kwaliteit (vleugelaanvaller)
    • 'Gebruik je eigen kwaliteiten zo veel mogelijk. Dat kan de individuele actie aan de bal zijn, of juist de combinatie met een middenvelder waarna je diep gestuurd wordt.’
  • Bal laten lopen (algemeen)
    • ‘Tijdens de aanval moet je de bal laten lopen. Snel en strak passen en steeds dóórbewegen.’

Methodiek

uiteindelijk starten vanuit een doeltrap van de verdedigende keeper op de verdedigers van het aanvallende vijftal met extra verdediger op de centrale aanvaller

Situatie-tekening