Aanvallen door as met lopende middenvelder

Aanvallen door de as

In deze afwerkvorm (zie tekening) komen elementen uit de pass- en trapvormen terug. Echter nu wordt alles gekoppeld aan een veelvoorkomende situatie uit de wedstrijd, namelijk het aanvallen door de as met een lopende middenvelder. Bovendien blijkt uit deze vorm ook dat Ajax-vrouwen de keeper vaak proberen te integreren in de teamtraining.


Onderweg zijn

‘In deze vorm krijgt het ‘onderweg zijn’ veel nadruk. Als er bij ons een speler aan de bal is, willen we tegelijkertijd vier of vijf lopende mensen zien. In deze vorm zijn tal van variaties mogelijk. In tekening 4 beweegt de spits naar de zijkant, wordt aangespeeld, en laat de bal vallen op een middenvelder. Vervolgens wordt de steekbal gespeeld op de diepgaande middenvelder aan de contrakant (passlijn 3a), en kan er in één keer gescoord worden of worden afgelegd op de spits die meeloopt. Overigens kan er ook voor worden gekozen om de steekbal op de spits te spelen (passlijn 3b), die na het kaatsen diepte kiest. Maar ook dán moet de middenvelder aan de contrakant diepte maken.’


In de breedte aanbieden

‘De linkermiddenvelder komt nu onder de bal. Er kan echter ook voor gekozen worden om eerst iets uit te zakken en je dus schuin onder de directe middenvelder aan te bieden (zie de rode looplijn, red.). Wanneer je namelijk in de breedte aanbiedt, draaien de verdedigers hun lichaam iets en ontstaat er ruimte achter de laatste linie. In de wedstrijd dwing je je directe tegenstander, door op zo’n positie iets uit te zakken, tot een keuze. Of hij blijft staan, waardoor je zelf vrij bent. Of hij stapt door waardoor er ruimte komt om de spits in te spelen en, nadat iemand daar weer onder komt, een steekbal mogelijk is. Zoals je ziet liggen ook in deze vorm de kaders vast, maar spelers beslissen zelf wie op welk moment wordt ingespeeld. De ene keer krijg je een korte variant, de andere keer wordt de bal achter de laatste linie gespeeld.’


Belang van de dribbel

‘Wanneer je zoals wij tegenstanders treft die verdedigend erg compact staan, is men geneigd te roepen dat er vooral snel rondgespeeld moet worden. Ergens klopt dat wel, dat hoge tempo, maar laten we vooral niet voorbijgaan aan het belang van de dribbel. Juist door een dribbel te maken pak je meters, en er ontstaat ruimte. Door te dribbelen richt de tegenstander zich op degene aan de bal. En degene die dribbelt, geeft medespelers daardoor als het ware tijd en ruimte om een loopactie te maken. Bovendien kan je met een dribbel een 1:1-situatie uitspelen, wanneer je voorbij een tegenstander komt. Dan ontstaat er logischerwijs een overtal.’


Detailniveau

‘Variatie heeft bij ons een nadrukkelijke plek in de manier van trainen en de manier van spelen. Door bepaalde oefenvormen terug te laten komen, maar wel steeds nét iets anders aan te bieden, merken we dat spelers beter voorbereid het veld in gaan. Ze leren beter omgaan met de manieren waarop een tegenstander zich op ons instelt en zijn in staat om daar wat tegenover te zetten. Verschillen worden op detailniveau gemaakt, zoals de manier waarop er naast, voor of vanuit de rug van een tegenstander om de bal wordt gevraagd. En heb je de bal in bezit, dan zijn er overal weer lopende mensen.’

Situatie-tekening