Dennis van der Ree (VT238): ‘Aan de zijkant zie ik graag één speler, niet twee. Dat is
meestal een buitenspeler of een back. Staat de back breed, dan komt de
buitenspeler aan de binnenkant, en andersom. Om die wisselwerking te
verbeteren, gebruik ik deze vorm. Om de timing van de loopacties zo
wedstrijdecht mogelijk te maken, start de bal bij de centrale verdedigers.’
Spelprincipe
- één speler aan een zijkant, geen twee
Organisatie
- 2 velden rondom de middenlijn, met de centrale
verdediger ertussenin
- 28 platte pylonen (zodat ze niet in de weg
liggen bij een pass)
- 2 grote doelen, 4 kleine doeltjes en voldoende
hesjes en ballen
Inhoud
- de bal gaat van de rechter centrale verdediger
naar de linker
- als hij de bal aanneemt, mogen de rode back en
buitenspeler vrijlopen
- de een komt aan de binnenkant, de ander zoekt
juist de zijlijn op
- de blauwe verdediger mag pas vooruit als de bal
wordt ingespeeld
- de blauwe buitenspeler mag dan pas van de
middenlijn af (vooruit of achteruit)
- na balverovering kan blauw scoren op de 2 kleine
doeltjes
- als de bal uit is, start vanaf de andere kant
een K+3:2 richting de kleine doeltjes
Coaching
- ‘Speel niet in elkaars verticale lijn, maar sta
schuin ten opzichte van elkaar.’
- ‘Time je loopactie zo dat je op de juiste plek
arriveert als de bal daar komt.’
- ‘Speel richting de goal met een combinatie of
een individuele actie.’
- ‘Communiceer als verdedigers over doordekken dan
wel overnemen.’
Methodiek
- bij kleine aantallen kan deze vorm ook aan 1
kant gespeeld worden (richting beide zijden), met aan beide kanten een groot
doel met keeper